De eerste veertien jaar (1973 - 1986) Het CVS

een terugblik, opgesteld door

Piet Bovy, Jan van Est, Ben Jansen, Kees Ruijgrok en Hans Smit

Het CVS is in 1973 opgericht door Piet Bovy, Ben Jansen, Frank le Clercq en Jan van Est. Het eerste Colloquium is gehouden in Den Haag op het Hoofdkantoor van TNO in februari1974.In 1978, tijdens de voorbereiding van het eerste lustrum van het Colloquium in 1979 werd het bestuur uit­gebreid met Kees Ruijgrok en Hans Smit.

In de zestiger jaren waren wij, de zes oud bestuurders van het CVS uit de eerste periode van 14 jaar, studenten aan de Technische Universiteiten Delft en Aken, en de Erasmus Universiteit Rotterdam (de Nederlandse Economische Hogeschool in de studententijd van Jan en Kees). Het was de overgangstijd van de gezamenlijke wederopbouw van na de oorlog naar het individualistische en meer gedemocratiseerde tijdperk van de zeventiger jaren. De wederopbouw was afrond, de koelkast, was­machine, telefoon, auto en televisie begonnen langzaam aan gemeengoed te worden. De vrije zaterdag was ingevoerd en de maatschappij leek maakbaar.

Op verkeerskundig gebied moest onderzoek het beleid ondersteunen. De studierichting Verkeerskunde aan de TUD was net nieuw. Bij Rijkswater­staat was een Rijkswegenplan (het plan Beukers) opgesteld, waarin heel Nederland door een raster van autosnelwegen werd overdekt. Het was de tijd dat men nog dacht dat Nederland in het jaar 2000 20 miljoen inwoners zou krijgen. De motorisering was net op gang gekomen en een snelle groei van het autobezit en gebruik tot grote hoogte lag in het verschiet. Dit had ook grote consequenties voor de andere modaliteiten en de ruimtelijke ordening. Zeer omvangrijke investeringen in de infrastructuur waren nodig. Doordacht en onderbouwd beleid was dringend nodig met de bijbehorende tools. Dat was de reden voor het Integrale verkeers­- en vervoersonderzoek (de IVVS studie), die door het Nederlands Economisch Instituut (NEI, te­genwoordig Ecorys), met onder­steuning van o.a. het Nederlands Vervoers­wetenschappelijk Instituut (later NEA, nu Panteia), de RWS, de RPD, en de onderzoeks­afde­ling van de Nederlandse Spoorwegen in opdracht van het Ministerie van V&W werd uitgevoerd[1].

Jan had het genoegen aan dat onderzoek bij het NEI mee te mogen wer­ken. De autoprognose van 12 miljoen auto's in 2000 was van zijn hand, tevens zijn afstudeerscriptie. Na zijn doctoraal examen Econometrie, is hij per 1 januari 1970 naar Bureau Goudappel en Coffeng vertrokken. Kees stu­deerde ook Econometrie aan de Erasmus universiteit, maar zij hebben elkaar daar nooit ontmoet. Kees studeerde 3 jaar later in 1972 af en is daarna bij het NVI (het latere NEA) gaan werken. Hans studeerde Natuurkunde aan de TUD, is na zijn afstuderen in 1971 vertrokken naar het Institut für Kernforschung in Berlijn en is daar gepromoveerd. In 1978 keerde hij terug naar Nederland en trad in dienst bij Bureau Goudappel Coffeng in Deventer waar hij verantwoordelijk werd voor de 'model­fabriek' als verlate opvolger van Martin Richards (zie later).

Ben en Frank studeerden Verkeerskunde aan de TUD. Ben was de eerste afstudeerder van de nieuwe studierichting Verkeerskunde eind 1967. Piet studeerde aan de Technische Universiteit in Aken. Na hun studie zijn Ben en Piet bij het Instituut voor Stedebouwkundig Onderzoek van de Tech­nische Universiteit Delft gaan werken.

Frank studeerde af in 1969 en werkte daarna bij het Instituut voor Wis­kunde, Informatieverwerking en Statistiek (IWIS) van TNO Den Haag. Daar heeft hij in 1972 bij TNO de Verkeers- en Vervoersgroep (VVG) opge­zet. In 1975 is Frank vertrokken naar DRO Amsterdam en werd hij bij TNO opgevolgd door Kees.

Voor de uitvoering van het Integrale Beleidsonderzoek op het gebied van Verkeer, Vervoer en Ruimtelijke Ordening werd in 1971 in Nederland het Project­bureau IVVS opgericht (waarin medewerkers van Rijkswaterstaat, V&W, VROM en de NS werden gedetacheerd)[2]. Diverse medewerkers van het Projectbureau hebben in de beginjaren van het Colloquium een belang­rijke rol vervuld en zijn opgenomen in 'de eetclub' die in eerste instantie gevormd werd door de eerste bestuursleden van het CVS (zie hieronder).

Rond 1970 bestond er in Nederland geen platform (behalve bij vervoers­economen via het NVI en via de BIVEC) voor kontakten en kennis­uitwisseling op verkeers/vervoers­planologisch gebied. Er waren nauwe­lijks kontakten tussen de diverse kennisinstellingen (producenten en consumenten van kennis): Universi­teiten, adviesbureaus, RWS, V&W. Men kende nauwelijks mensen in de andere instellingen. Men was ook niet tevreden met de vakverenigingen (o.a. KIVI), noch met de tijdschriften (Verkeerstechniek, Wegen, ed). Wat volgens ons ontbrak was integratie van disciplines, wetenschappelijke diep­gang.

Vreemd genoeg ontstonden die contacten wel op buitenlandse congressen, PTRC en TRB. Dat gaf de stimulans in Nederland een platform ofwel een netwerk op te zetten: het CVS.

Bij bureau Goudappel en Coffeng was Martin Richards, van Engelse her­komst, mededirecteur. Hij stuurde Jan en zijn collega Peter Van Der Valk in de zomer 1970 naar Londen voor een jaarlijkse PTRC bijeenkomst, een conferentie over transport modellen. De conferentie werd in het Vic­toria Station gehouden met een veertigtal deelnemers. In 1970 en 1971 heb­ben Ben, Frank, Jan en Piet elkaar daar wel gezien en gesproken, door Londen gezworven, maar daar is weinig herinnering over. Buiten die bij­een­­komsten kwamen ze elkaar nauwelijks tegen.

In 1972 begint er iets meer duidelijkheid te komen. Met Peter van der Valk reisde Jan samen naar Londen, naar een hotel in Kensington. Die eerste avond gingen Peter en Jan naar een jazz café, beneden het café en boven de muziek. Boven aangekomen zagen zij Frank daar zitten, biertje in de hand, met interesse luisterend naar de muziek. Vanaf dat moment kenden zij elkaar.

PTRC blijft een grote rol spelen. In 1973 gebeuren er een aantal belang­rijke dingen. In de eerste plaats werd het onderwerp van de conferentie verbreed: van Transport Models werd het een brede conferentie aller­lei onderwerpen verkeer en vervoer betreffend. Het werd de bekende PTRC Summer Annual Meeting. De verbreding impliceerde ook dat PTRC in 1973 Londen ging verlaten en naar de campus van universiteiten moest uitwijken. Als eerste universiteit is die van Sussex in Brighton uitgekozen.

Jan was inmiddels per 1 januari 1973 bij het Planologisch Studiecentrum TNO gaan werken, waardoor onderlinge contacten wat mak­kelijker wer­den. Dat was mede aanleiding voor de eerste CVS bestuursleden om in de zomer van 1973 gezamenlijk naar Brighton te reizen.

1973 was het jaar van de geboorte van de Dutch PTRC. Op één van de avonden van PTRC in 1973, tijdens het 'diner', was er een discussie over het feit dat Nederlanders elkaar meestal alleen in het buitenland tegen­kwa­men en niet in Nederland. Met die discussie heeft Jan zich nogal bemoeid; Peter van der Valk maakte de historische opmerking tegen Jan: "jij hebt wel een grote mond; doe er eens wat aan". Waarop Jan ant­woordde: "Wan­neer jij een paper schrijft, dan zorg ik dat er een gelegen­heid is voor de presentatie van die paper".

Diezelfde avond hebben Jan en Frank dit idee samen besproken en het idee de volgende middag in de zon op het gras op 'tafel' gelegd bij Ben en Piet. Zij vonden het ook een goed idee, zelf hadden zij er ook wel eens aan gedacht; er waren in Nederland geen congressen voor jonge onder­zoekers voor uitwisseling van kennis en ideeën. Er werd afgesproken in september 1973 het idee nader uit te werken.

Het uitgangspunt was dat ze met 12 à 13 papers zouden beginnen. De locatie bij het TNO hoofdkantoor was snel gevonden en in februari van 1974 konden ze van start met het eerste Colloquium met meer dan twintig papers; er bleek echt een behoefte te zijn. Het CVS, Colloquium voor Vervoersplanologisch Speurwerk, was geboren.

Er is nagedacht over de juiste scope (vervoersplanologie) en de juiste formule (bijdragen op papier en openlijk discussie). Academische titels, specifieke disciplines, rangen en standen en andere begrenzingen speel­den geen rol, alleen originele schriftelijke bijdragen telden als entree­kaartje. Er werden geen uitzonderingen gemaakt voor bobo's of VIP's.

Met zijn vieren hebben ze in die jaren veel werk verzet om het Colloquium te doen slagen. Van elke CVS-bijeenkomst moest een verslag worden ge­maakt. Er waren altijd twee editors bij betrokken, terwijl de anderen hand- en spandiensten verleenden. Een van de twee editors moest steeds als hoofd-editor optreden. Er was ook behoefte aan een vaste organisatie. Er is een stichting voor opgericht, waarbij Frank steeds als trekkende kracht, als voorzitter, is opgetreden. Ook later, na de bestuursuitbreiding, was er behoefte aan iemand, die plooien kon gladstrijken en zorgen dat er initia­tieven werden genomen. Frank heeft die rol altijd uitstekend vervuld.

De naam van het CVS werd bekend. Zonder paper geen toegang. Juist de verplichting een bijdrage te leveren bleek een trekker, iedereen wilde er bij zijn. In de beginjaren kon het Colloquium bij TNO gehouden worden, waardoor de kosten laag bleven, hetgeen de aantrekkingskracht ver­grootte.

Het aardige van de organisatorische activiteiten was wel, dat er nog al eens overlegd diende te worden. Dat gebeurde dan na afloop van het werk. Vaak op één van de kantoren en daarna de voortzetting in een restaurant. Ook is er vele malen in de stationsrestauratie in Den Haag (boven) overleg gevoerd. De keuze van de restaurants ging vaak uit naar die restaurants, die slakken als voorgerecht hadden, een voorkeur van Jan in die tijd. Die eetcultuur van het CVS bestuur werkte aanstekelijk op de collega's, die er van hoorden; zij wilden graag meedoen. Het is de basis geworden voor het Vervoersplanologisch Genootschap (VPG), wat nu bekend is als 'de eetclub', nog altijd een actieve club met een vaktech­nisch praatje/excursie en een etentje. Het werkte blijkbaar zo inspirerend dat de jongeren later ook een dergelijke activiteit begonnen zijn; goed voorbeeld doet volgen. Na 40 jaar bestaat deze eetclub nog steeds en deze organiseert naast regelmatige eetbijeenkomsten ook vakmatige excursies en fietsuitjes voor de inmiddels bijna allemaal gepensioneerde eetclubleden.

De groei van activi­teiten deed de behoefte gevoelen meer mensen bij de uitvoering te be­trek­ken. Kees heeft bijna van het begin af aan hand- en spandiensten voor de organisatie van het Colloquium verricht. Hij werkte sinds 1975 bij het TNO instituut IWIS waar hij Frank opvolgde als hoofd van de VVG, de Verkeers- en Vervoersgroep, en kon daardoor gemak­kelijk meedoen. In 1978 kwam Hans terug naar Nederland bij Goudappel en Coffeng als opvolger van Martin Richards en hij werd vrijwel direct betrokken bij het CVS. Beiden, Kees en Hans, zijn in 1979 toegetreden tot het bestuur van het CVS. Eén van de achtergronden van die bestuursuitbreiding was de wens om meer mensen van adviesbureaus op het CVS gebied bij de acti­viteiten van het CVS te betrekken.

Het leuke van de zeventiger jaren was vooral het 'gezamenlijke optrek­ken': het sociale aspect speelde een grote rol. We gingen gezamenlijk naar PTRC, met de boot of het vliegtuig naar Londen en dan een auto huren voor een rondreis, bv door de Cottswolds, naar de plaats van bestemming in Warwick (Birmingham). Jan was meestal de pineut voor het rijden.

Door het verblijf op de campus ontstaat een hechte sfeer onder de Neder­landers, vaak zo'n 35 à 45 mensen, want in plaats van door de stad te zwalken, zoals eerst in Londen, verbleef men nu de gehele week op een vaste plaats; de 'Dutch gang' raakt bekend! Nederlanders laten zich niet zo gemakkelijk in een bepaald keurslijf drukken. De vroege sluitingsuren van de bar waren een doorn in het oog. In de keukens van de slaapac­com­mo­­daties was het daarna dan vaak feest, meestal samen met mensen uit de Scandinavische landen tot diep in de nacht. Het was een logistiek probleem de drankvoorraad op peil te houden.

De Dutch gang kende een grote en een kleine bende. Ben, Piet, Frank en Jan vormden de kleine bende. Zij zaten dichtbij elkaar, THD en TNO. Op de heen- en terugreis naar PTRC waren zij vaak met zijn vieren, hetzij met de trein of auto door Engeland. In die jaren hebben ze met de 'grote bende' ook wel specifieke Neder­landse avonden gekend. Jan als de 'Dutch Agent' voor PTRC kon dan van PTRC de bus lenen en zo konden ze dan naar een restaurant in de buurt. Iedereen ging mee. Berucht waren ook de 'doorzaknachten' met de staf van PTRC. Deze sfeer op PTRC was ook terug te vinden bij het CVS. Overdag werd hard gepresteerd met allerlei papers, maar 's avonds, bij het Colloquium diner heerste de frivoliteit.

Eind tachtiger en begin negentiger jaren begon de sfeer op PTRC en het CVS te veranderen. In de begintijd kende iedereen iedereen, maar daar­na niet meer. Het aantal en de uitgebreid­heid van de drinkgelagen was afgenomen. Je kunt ook zeggen dat het zakelijker werd, het werd anders, in ieder geval minder leuk. Misschien moet een socioloog hier maar eens een onderzoek naar doen.

We werden natuurlijk wel wat ouder. Carrière werd belangrijk(er) en de ontwikkelingsrichting van de aanvankelijke bestuursleden liep uit elkaar. Jan ging zich specialiseren op geografische informatiesystemen, Kees ging de logistiek in en Hans ging bij De Bank (ABN-AMRO) werken. In de tachtiger jaren werd dat proces van verbreding en verjonging merkbaar, al was het maar dat de jongere garde een eigen eetclub begon. De deelname aan het Colloquium was vervier­voudigd. Er begon zich een scheiding tussen jongeren en ouderen af te tekenen. De geanimeerde bijeenkomsten zoals tijdens het diner op de donder­dagavond of na afloop van het CVS, werden saaier en oppervlakkiger.

Het heeft er ook toe geleid dat wij, als bestuur, eind 1986 afscheid heb­ben genomen van het Colloquium. Na 13 keer het Colloquium te hebben geor­ganiseerd, met twee internationale boeken, was het mooi geweest. We heb­ben de zaak aan de jongeren (Peter Blok, Joke Jager, Henk Meurs, Theo Reijs, Pieter Tanja en Erik Verroen) over­gedragen met een bruids­schat van negenduizend gulden en hebben voor onszelf in mei 1986 een studiereis naar Ame­rika georganiseerd. Ben en Piet zijn in het eerste jaar van het nieuwe bestuur nog opgetreden als adviserende bestuursleden van het nieuwe bestuur, maar daarna stonden deze toch helemaal op eigen benen.

De band tussen de zes leden van het Colloquium bestuur was intussen zeer hecht geworden, wat er toe geleid heeft meerdere activiteiten te organiseren. We hebben een idee ontwikkeld voor een internationaal Euro­pees Colloquium (ETC) en dat vervolgens vier achtereenvolgende jaren (van 1989 tot 1992) in Brussel georganiseerd. Het aantal papers nam toe van 17 in het eerste tot 30 in the vierde jaar. Daarnaast zijn er ver­scheidene bijeenkomsten met onze dames gehouden, in binnen- en bui­ten­land. Kortom, ondanks een grote verscheidenheid aan ideeën, interesses, werk­kring, etc, zijn wij, over een periode van ruim veertig jaar, een hechte club gebleken.

Die hechte band bleek ook voor en na het over­lijden van een van de initia­tiefnemers van het CVS, Frank le Clercq in 2006. Tijdens zijn ziekte is door een aantal leden van de VPG een Vriendenboek gemaakt[3], waarin niet alleen de ontwikkeling van de vak­matige netwerken om Frank werden beschreven door een aantal van zijn vrienden, maar ook de start en ver­dere ontwikkeling van het CVS (zie onder meer de bijdragen van Kees, Piet, Jan, Ben en Hans aan dat boek).

De gekozen formule van het CVS bleek een gouden greep: de kwaliteitsaspiraties van de deelnemers werd er van jaar tot jaar systematisch door verhoogd in plaats van het omgekeerde (geen flutpapertjes). De formule vond niet voor niets ook na-apers: Verkeerskundige Werkdagen, Planologische Dis­cussiedagen, Logistieke werkdagen.

Ook inhoudelijk is er in die 14 jaren en in de jaren erna natuurlijk ook het een en ander veranderd. Wat ons als initiatiefnemers frustreerde, namelijk het gebrek aan contacten op de werkvloer en de paternalistische houding van degenen die bestuurlijk de touwtjes in handen hadden, is, en niet alleen in onze omgeving, maar in het gehele maatschappelijk bestel, natuurlijk behoorlijk veranderd. Cynici zullen zeggen dat beleid nog steeds niet of nog minder dan in het verleden wordt gebaseerd op onderzoeks­resultaten, maar het is zeker zo dat veel meer beleidsstukken en onderzoek­sresultaten sneller een grotere mate van openbaarheid krijgen. De komst van internet en de Wet Openbaarheid Bestuur zijn daaraan natuurlijk mede debet geweest.

Het vakgebied dat we hebben 'uitgevonden', de vervoerplanologie, is wat op het tweede plan geraakt. Na de vijfde Nota Ruimtelijke Ordening is er geen zesde meer gekomen, het Projectbureau IVVS is in 2000 ter ziele gegaan en een gedeelte van haar taken is overgedragen aan Connekt, het Ministerie van V&W is dan wel geïntegreerd met het Ministerie van VROM, maar ook bij het nieuwe ministerie I&M is vervoersplanologie minder dominant dan het was in de tijd van het Projectbureau IVVS. Dat er bij de NS een afdeling Planologie zou bestaan is nu praktisch ondenkbaar. Kortom, de tijd van wederopbouw en van grootschalige infrastructuur­investeringen is voorbij, en daarmee het belang van een geïntegreerde systeemvisie op dit vakgebied. Dat desalniettemin het CVS nog steeds een bloeiend bestaan leidt, zegt mogelijk meer over het succes van de formule, en de aansprekende (sub)aandachtsgebieden die het bestrijkt dan bij een te enge interpretatie van zowel het begrip 'vervoerplanologie' als het begrip 'speurwerk' het geval zou zijn. Het CVS zelf is een begrip geworden. In het buitenland (bv. Duitsland, Zwitserland en Israël,) is men altijd jaloers geweest op wat wij als klein landje presteerden en het CVS-netwerk is daarbij een belangrijke katalysator geweest.

Al met al kan men stellen dat de invloed van het CVS in Nederland groot is (geweest) en daarmee kunnen wij de te gemakkelijke conclusie in het eerste deel van de titel van het paper van te Brömmelstoet en ter Brugge (2013), die zou kunnen suggereren dat het CVS een marginale of contraproductieve bijdrage heeft geleverd, met een nadrukkelijk 'nee' beantwoorden[4]:

  • het CVS heeft duidelijk geleid tot kwaliteitsverbetering van de vak beoefening en de vakbeoefenaren;
  • Ook heeft het CVS geleid tot een enorme toename van kwantiteit en kwaliteit van wetenschappelijke bijdragen van Nederlandse vakmensen in binnen- en buitenland;
  • er is een hecht netwerk ontstaan van vakgenoten, actief in het verkeers- en vervoersonderzoek of in de toepassing daarvan.

Het pleidooi van te Brömmelstoet c.s. voor een actieve rol van het CVS in de komende jaren als kwaliteitsbewaker en –verbeteraar onderschrijven wij vanzelf­sprekend wel, en mogelijk kunnen de oude discussievormen die we in het verleden bij het CVS hanteerden daarbij een nuttige functie vervullen.


[1] NEI, Integrale Verkeers- en Vervoerstudie, Staatsuitgeverij, 1972

[2] Mirjam de Graaf (ea, red), Projectbureau Integrale Verkeers- en Vervoersstudies (1971- 1999), een blijvende indruk, (2000)

[3] Roel ter Brugge, Kees Ruijgrok, Jan Bloemberg (red), 'De ontwikkeling van netwerken', Vriendenboek voor Frank le Clercq (2005)

[4] Marco te Brömmelstoet Roel ter Brugge en L. Bertolini, '40 jaar spookrijden in de vervoersplanologie: iatrogenese, naïeve interventies en een actieve rol voor het CVS', CVS, 2013.